Zomaar een verwijzing

bourdonlierMevrouw ligt in bed. Tenger, zo aan de dekens te zien. Alleen haar hoofd komt boven de dekens uit. Het ligt opzij, de mond open, onder haar wang ligt een zacht doekje om eventueel speeksel op te vangen. De ademhaling is onregelmatig, mevrouw hijgt een beetje, beweegt zich onrustig. Mevrouw heeft haar ogen gesloten. Ik ga iets van het bed af zitten, gezicht naar haar toegekeerd en begin klank te maken op mijn lier.
Eén oog opent zich. Helderblauw. De wenkbrauw wordt opgetrokken, een vragende blik. Ik begroet mevrouw, speel dan verder. Mw. begint onrustiger adem te halen, oei, gaat dit wel goed? Ik eindig mijn improvisatie, wil de verpleging erbij halen. Maar, daar is het open oog weer, een zweem van een glimlach, een diepe zucht.

Toch nog even doorgaan dan. Ik zing erbij, mijn stem zet ik zacht in, legato. Ademboogliedjes, Irish Blessing, Father in heaven. De ademhaling wordt rustiger. Na elk lied richt mevrouw haar blik op mij, het andere oog opent zich half. Haar glimlach wordt duidelijker. Ik blijf nog wat langer, speel, zing, neurie.
De ontspanning is zichtbaar, haar handen friemelen niet meer onder de dekens, ze lijkt in slaap gevallen.
Dan opeens: beide ogen open, een grote glimlach. Ik zing “weet je hoeveel sterren stralen aan de blauwe hemelboog”. Weer die glimlach, die blik, zo helder, stralend. Dan tuit mevrouw haar lippen: “kusje”.
Ik smelt, zo lief, zo ontroerend.
Mevrouw is aan haar laatste dagen bezig, op weg naar de dood en geeft toch zulke cadeautjes weg.

We kenden elkaar niet eens. Wat een bijzondere ontmoeting.